Cassatie (civiel) bij de Hoge Raad der Nederlanden, wat wordt daar onder verstaan?

Uw advocaat adviseert om te laten onderzoeken of beroep in cassatie mogelijk is. Maar wat is dat eigenlijk?  En waarom heb ik dan eerst een cassatieadvies nodig? In deze bijdrage komen deze en nog andere vragen aan de orde.

WP_20160720_019[1]

Cassatie komt inbeeld indien u in hoger beroep ongelijk heeft gekregen. In een cassatieadvies wordt onderzocht in hoeverre een cassatieprocedure zin heeft. Dat onderzoek kan niet door elke advocaat in Nederland worden gedaan. Een cassatieadvocaat is een speciaal daartoe opgeleide en gekwalificeerde specialist die zich volledig in de cassatietechniek heeft bekwaamd. Zie voor onze ervaring en expertise ons trackrecord.

Wat is cassatie?

In een aantal procedures is het mogelijk om van een uitspraak van de kantonrechter of van een andere civiele rechter van de rechtbank (wij noemen dat de eerste aanleg) in hoger beroep te komen bij een gerechtshof. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep kan een zaak geheel opnieuw inhoudelijk aan de rechter in hoger beroep worden voorgelegd. Zie ook een instructiefilm van de Hoge Raad zelf.

Hoger beroep kent nog een nieuwe volledige feitelijke behandeling

Hoger beroep is dus een volledig nieuwe feitelijke behandeling. Daarin kunnen nieuwe stellingen en weren worden aangevoerd. Het hoger beroep biedt aldus een vrijwel volledige herkansing. Die vindt zijn begrenzing bij die feiten die zijn erkend of die verweren die reeds in eerste aanleg zijn prijsgegeven. 

Cassatie geeft geen volledige inhoudelijke (feitelijke) toetsing meer

In cassatie gaat het – heel kort gezegd – om  de vraag of het hof het recht goed heeft toegepast en of de uitspraak begrijpelijk is en goed gemotiveerd. De Hoge Raad heeft zelf een instructiefilm gemaakt waarin in heldere taal wordt uitgelegd wat de Hoge Raad wel doet en vooral ook wat niet. Klik hier voor die film.

Cassatietermijn

Cassatie is in veel gevallen een beroep bij de Hoge Raad tegen een uitspraak van een gerechtshof. In sommige gevallen kan ook van een uitspraak van de kantonrechter of van de rechtbank rechtstreeks in cassatie worden gekomen.
Dit alles moet wel binnen de daartoe gestelde termijn worden gedaan. Wat die termijn is kunt u het beste aan uw advocaat vragen. Die is soms 3 maanden te rekenen vanaf de uitspraak maar kan ook korter zijn. Voor een kort geding is de cassatietermijn 8 weken, voor een geschil over een handelsnaam één maand en voor een faillissement of een WSNP-zaak 8 dagen.

Termijnen zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat overschrijding daarvan vrijwel altijd leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep. Het is dus zaak dat u tijdig een cassatieadvocaat benadert. Die heeft immers ook tijd nodig om te kijken of er mogelijkheden zijn en om vervolgens een cassatiemiddel te formuleren. Het instellen van cassatieberoep op nader aan te voeren gronden is niet mogelijk.

Hoge Raad procedeert deels al digitaal

De Hoge Raad is er als enige rechtelijke instantie in geslaagd om succesvol in het kader van de KEI-wetgeving een digitaliseringsslag te maken die thans in fases wordt ingevoerd. Voor dagvaardingsprocedures, die onder KEI vorderingsprocedures zijn genaamd, geldt dat er in cassatie een procesinleiding moet worden geüpload. Die civiele procesinleiding vertoont sterke gelijkenis met de oorspronkelijke cassatiedagvaarding, al vind betekening daarvan plaats in samenhang met een door de Hoge Raad daaraan toegevoegd oproepingsbericht. Verzoekschriftprocedures zijn vooralsnog niet gedigitaliseerd.

Een procesinleiding in cassatie of cassatieverzoekschrift dienen het cassatiemiddel, dus de gronden van het cassatieberoep te bevatten. 

WP_20160720_011[1]

Wanneer cassatie?

Een cassatieprocedure kan zelden iets repareren wat een partij zelf in hoger beroep heeft verzuimd. Heeft een procespartij in hoger beroep steken laten vallen, dan is dat dus in cassatie doorgaans irreparabel. In cassatie wordt geoordeeld op de processtukken uit de feitelijke instanties. Er mogen in beginsel geen nieuwe feiten en weren worden aangevoerd. Als vuistregel kan worden aangenomen, dat alleen datgene wat mis is gegaan bij de beoordeling door het Hof in cassatie kan worden aangetast. Dat kan zijn omdat het Hof het recht heeft geschonden, dus het recht verkeerd heeft toegepast. De andere mogelijkheid voor cassatie doet zich voor wanneer het oordeel van het hof in het licht van de processtukken onbegrijpelijk is.

Nieuwe feiten mogen echter wel worden aangevoerd indien er sprake is van een procesrechtelijke misser bij het hof, bijvoorbeeld een fout in de oproeping, In dat geval is het zelfs raadzaam om de bewijsstukken van de foute oproeping in het geding te brengen.

In enkele gevallen mogen ook nieuwe juridische grondslagen worden aangevoerd, bijvoorbeeld indien het hof die ambtshalve had moeten toepassen.

Waarom eerst een cassatieadvies?

Zoals we hiervoor hebben gezien, is een procedure bij de Hoge Raad geen volledige derde instantie. De Hoge Raad toetst slechts beperkt, namelijk of de appèlrechter de juiste rechtsregels heeft toegepast en of de uitspraak in het licht van de gedingstukken (wat de partijen hebben aangevoerd) begrijpelijk is. In een cassatietoetsing moet dus worden gekeken naar wat er is aangevoerd en of het Hof daarmee op een juiste wijze is omgegaan.

Juist vanwege de beperkte mogelijkheden in cassatie moet eerst worden gekeken of na bestudering van het procesdossier niet op voorhand duidelijk is dat er geen mogelijkheden zijn om met succes beroep in cassatie in te stellen. In een dergelijk geval dient immers de cliënt onnodige proceskosten te worden bespaard. Wanneer een advocaat in dat geval toch beroep in cassatie zou moeten instellen, dan zou die als het ware bij de Hoge Raad moeten bepleiten dat koeien paars zijn, omdat dit blijkt uit een televisiereclame voor een chocolademerk. Eenieder weet dat er geen paarse koeien bestaan. Aldus wordt een argument gevoerd waarvan op voorhand duidelijk is dat dit geen kans van slagen heeft.

Bij de advisering wordt ook gekeken naar de vraag of de procedure na verwijzing enige kans van slagen heeft. Immers, indien dat niet zo is, dan is het cassatieberoep veelal zinloos omdat het belang ontbeert. Ook door de Hoge Raad wordt in toenemende mate een cassatieberoep wegens gebrek aan belang verworpen.

Deze wijze van advisering was aanvankelijk een vorm van ‘best practise’ maar is sinds de specialisering van de cassatiebalie een wettelijke verplichting. 

WP_20160720_014[1]

Een quickscan?

Met een zekere regelmaat wordt ons gevraagd of wij op basis van de uitspraak van het hof kunnen kijken ‘of er iets in zit’. Ons kantoor is daar terughoudend in. Wij kunnen naar de aard zonder dossier niet beoordelen of het hof zijn werk goed heeft gedaan. Vaak ziet een uitspraak er op het eerste gezicht goed uit. Een negatief advies op basis van uitsluitend de uitspraak waartegen maakt de kans aanzienkijk dat op die manier een onjuist advies wordt gegeven.

Begrijpelijkerwijs wil men de kosten zo beperkt mogelijk houden en een doorwrocht cassatieadvies (ook één dat aangeeft dat er geen kansen zijn) kost nu eenmaal tijd, dus ook geld.

Een dergelijke ‘quickscan’, dus uitsluitend op basis van de (eind)uitspraak van het hof, levert dus een aanzienlijke foutkans op en heeft aldus nauwelijks toegevoegde waarde. Om die reden ontraadt ons kantoor dan ook een dergelijke wijze van adviseren.

Voor een advies is dus – wat ons betreft – altijd het onderliggende (complete) procesdossier in feitelijke instanties noodzakelijk. Uiteraard kunnen er afspraken worden gemaakt over de aard en omvang van de werkzaamheden. Een advies op basis van uitsluitend de (eind)uitspraak van het hof of op basis van een deel van het dossier geeft ons kantoor echter niet.

Wat gebeurt er in geval van een negatief cassatieadvies?

In geval van een negatief cassatieadvies koppelt ons kantoor daar de consequentie aan dat er door ons kantoor géén cassatieberoep zal worden ingesteld. Behoudens gevallen waarin een partij kort voor het verstrijken van de cassatietermijn nog advies vraagt, bestaat dan de mogelijkheid om aan een andere cassatieadvocaat een second opinion te vragen. U wordt aangeraden, indien u voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking komt of indien u voor kosten van rechtsbijstand verzekerd bent, bij de betrokken instantie vooraf te informeren of die mogelijkheid in het voorkomende geval ook wordt vergoed.

Wat gebeurt er in geval van een positief cassatieadvies?

In dat geval dient de cliënt nog een nadere opdracht te geven voor het daadwerkelijk instellen van het beroep. Afhankelijk van de soort procedure wordt er vervolgens een cassatieverzoekschrift of een cassatiedagvaarding opgesteld. Daarin moeten alle klachten (de zogenaamde middelen) al worden opgenomen. Cassatieberoep op nader aan te voeren gronden leidt tot niet-ontvankelijkheid van dat beroep en is dus zinloos. Voor wat betreft de kosten hangt het er vanaf of er door het hof een evidente juridische fout is gemaakt, waardoor kan worden volstaan met een kort en bondig cassatiemiddel.

Is er sprake van een onbegrijpelijk oordeel en moeten er motiveringsklachten worden geformuleerd, dan kan dat aanmerkelijk tijdrovender zijn. Dat scheelt dus in de kosten.

Het cassatiemiddel

In de uitspraak van de Hoge Raad van 24 mei 2012, LJN CA0828, zet de Hoge Raad nog eens uiteen waaraan een cassatiemiddel op straffe van niet-ontvankelijkheid aan moet voldoen:

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Volgens vaste rechtspraak dient een cassatiemiddel, dat moet zijn opgenomen in de cassatiedagvaarding of het cassatieverzoekschrift, te vermelden tegen welke oordelen het is gericht en waarom door de bestreden oordelen het recht is geschonden of deze niet naar behoren zijn gemotiveerd. Een rechtsklacht dient met bepaaldheid en precisie in te houden welke beslissing of overweging in de bestreden uitspraak onjuist is en waarom door die beslissing of overweging het recht is geschonden.  Een motiveringsklacht dient met bepaaldheid en precisie te vermelden welke beslissing of overweging onvoldoende gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk is en waarom. Deze laatste eis houdt meer in het bijzonder in dat indien een cassatieklacht (mede) is gebaseerd op in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen, het middel de vindplaats(en) moet vermelden van die stellingen in de stukken van het geding. Dit alles lijdt slechts dan uitzondering, indien het een rechtsklacht betreft en – zo nodig mede uit de gedingstukken – zonder meer duidelijk is waarin volgens de steller van het middel de onjuistheid van de bestreden rechtsopvatting is gelegen, dan wel indien de wederpartij op basis van de in het middel (en eventueel de daarop in de schriftelijke toelichting gegeven verduidelijking) vervatte rechts- en/of motiveringsklachten de rechtsstrijd in cassatie heeft aanvaard. (Zie voor het vorenstaande HR 5 november 2010, LJN BN6196, NJ 2013/124, en HR 8 februari 2013, LJN BY2639, NJ 2013/125.)

Het formuleren van een cassatiemiddel is dus precisiewerk. Waar in het cassatieadvies is uitgezocht of er kansen zijn in cassatie en zo ja op welke grond(en), komt het er vervolgens nog op aan dat dit op juiste wijze in een middel wordt geformuleerd. Juist om die reden heeft de wetgever in 2012 bepaald dat het formuleren daarvan is voorbehouden aan daartoe gespecialiseerde advocaten.

cassatie-19

De verdere procedure; verweer of niet?

Voor een dagvaardingsprocedure geldt dat de zaak op de ´rol´ van de Hoge Raad moet worden geplaatst. Vervolgens krijgt de gedaagde partij de gelegenheid zich over de zaak uit te laten. Nadien kan in een schriftelijke toelichting de zaak nog nader worden toegelicht. Nieuwe klachten of gronden kunnen daarbij niet meer worden aangevoerd.

Daarbij doet zich de vraag voor of er verweer gevoerd moet worden. Anders dan bijvoorbeeld in eerste aanleg betekent het niet voeren van verweer in cassatie niet dat de eisende partij dan doorgaans bij verstek zijn vordering krijgt toegewezen. De Hoge Raad beoordeelt de aangevallen uitspraak op de aangevoerde middelen. Wanneer een beroep bij voorbaat kansloos is of zeker gaat slagen kan het uit proceseconomische overwegingen dus aan te raden zijn om geen verweer te voeren.

Cassatieadvies voor een verwerende partij?

Niet alleen vanwege het kostenaspect kan het raadzaam zijn als verwerende partij op voorhand een cassatieadvies te vragen. Ook kan het voor het verdere verloop van de procedure van belang zijn om de aangevallen uitspraak vernietigd te krijgen op één of meer punten waarin de verwerende partij ongelijk heeft gekregen. De verwijzingsrechter is immers gebonden aan die overwegingen van de uitspraak van het hof waartegen geen klachten zijn gericht. Als de verwerende partij dus deels ongelijk heeft gekregen kan het van belang zijn om zelf ook cassatieberoep in te stellen. Dat kan bij conclusie van eis of bij verweerschrift, afhankelijk van de soort procedure.

Een bijzonder voorbeeld van een noodzaak tot incidenteel cassatieberoep

Een voorbeeld waarbij het van belang was om incidenteel cassatieberoep in te stellen was de uitspraak HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0729. In die zaak was de aansprakelijkheid van een opdrachtnemer slechts aangenomen voor één van de twee aansprakelijkheidsgronden (nietige dividenduitkering)  en was de cliënt op basis daarvan verwezen naar de schadestaatprocedure.  Voor de schadestaatprocedure was echter ook van belang het niet-adviseren van een due-diligence onderzoek. Om die reden is er  dus incidenteel cassatieberoep ingesteld.

Bijkomend probleem was dat partijen niet zijn gebaat bij een vernietiging en terugverwijzing bij het slagen van dat incidentele cassatieberoep. Er dient dan immers (ook) een schadestaatprocedure te volgen en vernietiging en terugverwijzing zou dan alleen nog maar een extra ronde betekenen.  A-G Spier stelt in zijn conclusie naar aanleiding van het ingestelde incidentele cassatieberoep voor om niet te vernietigen en te verwijzen, maar om de – onjuiste – uitspraak alsnog juist uit te leggen, zodat daarvan in de direct daarop te starten schadestaatprocedure kan worden uitgegaan. De Hoge Raad doet dat als volgt:

3.2.3 Het hof heeft het tegen dit vonnis ingestelde beroep verworpen. Hetgeen het hof daartoe heeft overwogen, dient – samengevat weergegeven – als volgt te worden verstaan.

[eiseres] is toerekenbaar tekortgeschoten in de behoorlijke nakoming van de uit de opdracht voor haar voortvloeiende verplichtingen omdat zij [verweerster] ten onrechte niet heeft geadviseerd een due diligence-onderzoek naar de Vennootschap te doen instellen. Bovendien was het hiervoor in 3.1 onder (v) bedoelde besluit tot dividenduitkering nietig. Dit besluit was van beslissend belang voor het definitief doorgaan van de transactie. [eiseres] is bij de totstandkoming van dit besluit, en bij de verdere gang van zaken daarna, zo nauw betrokken geweest dat zij [verweerster] had behoren te waarschuwen voor de nadelige gevolgen van dit besluit voor de Vennootschap. Omdat zij dit heeft nagelaten, is [eiseres] ook in zoverre tekortgeschoten in de behoorlijke uitvoering van haar opdracht. Mede in aanmerking genomen dat het condicio-sine-qua-non-verband tussen deze beide toerekenbare tekortkomingen en de door [verweerster] gevorderde schadevergoeding vaststaat, is de mogelijkheid dat [verweerster] schade heeft geleden als gevolg van deze tekortkomingen voldoende aannemelijk om verwijzing van partijen naar de schadestaat te rechtvaardigen. Hetgeen partijen verder verdeeld houdt kan thans onbehandeld blijven, aldus nog steeds het hof.

Thans kunnen partijen dus met een juiste uitleg van het arrest van het hof een schadestaatprocedure beginnen.

De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof

De Hoge Raad kan de zaak in sommige gevallen zelf afdoen. Vaker wordt de zaak naar een ander Hof verwezen. Die moet dan over de zaak opnieuw beslissen met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. In feite gaat dan de procedure verder in de staat waarin die was vóór het wijzen van de vernietigde uitspraak.

Ons kantoor behandelt alleen de cassatie

Ons kantoor neemt de zaak niet over van de advocaat in feitelijke instanties, doch behandelt uitsluitend de zaak in cassatie. Daarna gaat de zaak dus weer terug naar de advocaat die het hoger beroep heeft behandeld, dan wel naar een door de cliënt zelf ingeschakelde andere advocaat. Desgevraagd zijn wij bereid om die advocaat van advies te dienen en om met betrekking tot de verwijzingsprocedure te adviseren. Daartoe dient dan uiteraard wel een nadere opdracht te zijn overeengekomen.

cassatie-22

Wetgeving per 1 juli 2012: artikel 80a RO naast artikel 81 RO

Per 1 juli 2012 is een nieuwe wet in werking getreden die een wijziging aanbrengt in, onder meer, het (civiele)procesrecht bij de Hoge Raad. Het artikel geeft de Hoge Raad de bevoegdheid om, gehoord de P-G, het beroep aanstonds, dat wil zeggen zonder dat eerst de gehele procedure wordt doorlopen, niet ontvankelijk te verklaren wanneer de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat er kennelijk onvoldoende belang is of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.

Artikel 81 RO:

Voordien (dus vóór 1 juli 2012) had de Hoge Raad reeds de mogelijkheid om een beroep aan het slot van de procedure met toepassing van artikel 81 RO met een verkorte motivering af te doen. Er staat sinds de vorig jaar herziene redactie door de Hoge Raad dan in de uitspraak:

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

Een dergelijke afdoening wordt frequent toegepast, zoals blijkt uit de elke week op vrijdag gepubliceerde uitspraken van de Hoge Raad op rechtspraak.nl. Uit de motivering volgt dat de Hoge Raad bij verwerping van het beroep dus motivering achterwege laat indien de verwerping van het beroep niet gepaard gaat met nieuwe inzichten in het kader van de rechtsontwikkeling.  

Ook hierom is het van het grootste belang dat vooraf goed de haalbaarheid van een cassatieberoep wordt onderzocht, teneinde zoveel mogelijk onnodige kosten te voorkomen. De ontwikkelingen wijzen er op dat alle civiele zaken op toepasselijkheid worden getoetst en dat de Hoge Raad dit artikel 80a RO terughoudend toepast. Indien en zaak met toepassing van dit artikel niet-ontvankelijk wordt verklaard en de wederpartij is verschenen, dan wordt, indien een proceskostenveroordeling aan de orde is, eenzelfde kostenveroordeling opgelegd (om dagvaardingsprocedures doorgaans € 2.200,= + griffierecht), als zou zijn opgelegd indien de zaak inhoudelijk zou zijn bepleit en vervolgens verloren.

Kosten, gefinancierde rechtshulp en rechtsbijstandsverzekering

Ook aan een cassatieadvies zijn kosten verbonden. Dat komt omdat er voorafgaand aan een advies al een uitvoering onderzoek moet worden verricht. Dat beperkt zich niet tot het procesdossier, maar ook tot onderzoek in juridische literatuur en jurisprudentie. Met ons kantoor kunnen prijsafspraken worden gemaakt voor advies en voor de behandeling van de zaak. Uiteraard zullen de omvang van het dossier evenals de daaruit voortvloeiende werkzaamheden van invloed zijn op de kosten.

In beginsel doen wij in cassatie geen gefinancierde rechtshulp meer

Ons kantoor is door de recente ontwikkelingen en het feit dat minister Sander Dekker categorisch weigert de gefinancierde rechtshulp naar prestatie te belonen, in beginsel gestopt met het behandelen van zaken in cassatie op basis van een toevoeging. Omdat wij elke zaak die aandacht willen kunnen blijven kunnen geven die de zaak verdient, en dat in toevoegingszaken niet wordt vergoedt, is behandeling op die basis economisch niet langer verantwoord. Wij betreuren ten zeerste tot dit besluit te hebben moeten komen.  

Rechtsbijstandsverzekeringen 

Ons kantoor behandelt regelmatig cassatiezaken voor rechtsbijstandverzekeraars. Aan cliënten kan vooraf een voorschot worden gevraagd.

Tarifering: ook vaste prijzen mogelijk

Ons kantoor hanteert uurtarieven die gebruikelijk zijn voor een klein gespecialiseerd nichekantoor. Daarnaast zijn vaste prijzen voor de behandeling van de gehele zaak bespreekbaar.

Bij de behandeling van de zaak is het gebruikelijk om een zaak door een tweede cassatieadvocaat van de cassatiesectie te laten ’tegenlezen’. Dit voorkomt zoveel mogelijk het optreden van een tunnelvisie.

cassatie-4

Gronden voor cassatie

In cassatie kunnen, als gezegd, geen nieuwe feiten worden aangevoerd. Getoetst wordt of het recht goed is toegepast en of de uitspraak in het licht van de gedingstukken begrijpelijk is. Waar moet u dan aan denken? Schending van een rechtsregel behoeft geen betoog: daarvan is sprake wanneer het hof het recht verkeerd heeft toegepast.
Een voorbeeld is in dit verband: HR 8 juli 2005, NJ 2006, 22 (LJN: AT3097):
“Uit de door de Hoge Raad in zijn arrest van 15 april 1994, NJ 1995, 614, m.nt. CJHB, aanvaarde maatstaf dat indien een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, als regel moet worden aangenomen dat de auto “niet beantwoordt aan de overeenkomst indien als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren,” kan niet het omgekeerde volgen.”
Een uitspraak is onbegrijpelijk wanneer een essentiële stelling, die voor de beslissing van belang kan zijn, onbehandeld is gebleven. Ook kan het hof met de feiten op de loop zijn gegaan.
Dit alles was het geval in HR 23 december 2005 RvdW 2006, 21 (LJN: AU7494). Niet alleen had het hof guldens voor euro’s verwisseld en was daar vervolgens mee gaan rekenen. Ook had het hof kennelijk de essentiële stelling dat de nieuwe partner niet kon werken omdat zij niet over een geldige verblijfstitel beschikte onbesproken gelaten. Hoewel dat door geen van beide partijen was aangevoerd, oordeelde het hof dat die nieuwe echtgenote de verplichte inburgeringcursus wel in de avonduren kon volgen, zodat zij overdag door werken in eigen onderhoud kon voorzien. Het hof trad aldus (ook) buiten het debat van partijen.

Geen nova in cassatie: betrek een cassatieadvocaat bij het hoger beroep

Behalve een zuivere rechtsvraag kunnen geen nieuwe juridische argumenten voor het eerst in cassatie naar voren worden gebracht. Het is dus van belang dat de ’tools’ voor een eventuele procedure in cassatie in de appelprocedure al zijn ingebracht. Het kan dan ook raadzaam zijn om reeds bij het opstellen van een memorie van grieven of van antwoord een cassatieadvocaat te raadplegen. Het hof mag niet een verweer ‘lezen ‘in de stukken dat feitelijk niet als zodanig is gevoerd maar daar wel uit kan worden afgeleid. Het moet dus zijn aangevoerd wil er in cassatie voldoende feitelijke grondslag zijn.

Wat gebeurt er als een rechter een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad stelt?

Zeker in een rechtsgebied waarin onduidelijkheid bestaat – bijvoorbeeld omdat er net een nieuwe wet is ingevoerd waarover vragen van uitleg rijzen – kan het voorkomen dat een kantonrechter, een rechtbank of een gerechtshof prejudiciële vragen stelt aan de Hoge Raad. De lagere rechter houdt dan de zaak aan en formuleert dan vragen van uitleg aan de Hoge Raad. Partijen mogen zich – door tussenkomst van een cassatieadvocaat – daar ook over uitlaten. In de praktijk maken partijen van die mogelijkheid ook veelvuldig gebruik. Wanneer de hoge Raad zich vervolgens heeft uitgesproken zet de lagere rechter de zaak weer voort. Deze route voorkomt dat in veel voorkomende zaken al die zaken eerst tot aan de Hoge Raad moeten worden uitgeprocedeerd. In de praktijk worden soortgelijke zaken ook aangehouden in afwachting van beantwoording van de vragen door de Hoge Raad. Een voorbeeld van de beantwoording van een prejudiciële vraag vindt u in ECLI:NL:HR:2014:2935. Uiteraard zijn wij u als cassatieadvocaat ook in een dergelijke procedure graag van dienst.

De cassatiesectie van Alt Kam Boer advocaten

De oprichting van de cassatiesectie door mr. dr. Jan Wouter. Alt dateert van tot 15 maart 1996 en bestaat dit jaar dus 28 jaar.

De advocaten van de cassatiesectie van Alt Kam Boer zijn:

Zie voor de specifieke aandachtsgebieden het tabblad Advocaten‘. Juist door deze omvang is de continuïteit gewaarborgd. Bovendien kan ons kantoor voldoen aan de per 1 juli 2012 geldende vakbekwaamheidseisen voor civiele cassatieadvocaten.Zie voor voorbeelden per onderwerp ons track record .

Profiel van een civiele cassatieadvocaat

Een civiele cassatieadvocaat is een specialist in het civiele procesrecht. Daarnaast dient hij generalist te zijn, omdat hij telkens weer een ander deelgebied ter beoordeling krijgt. Daarbij dient te worden bedacht dat dossiers en juridische problematiek zich vaak niet beperken tot één rechtsgebied. Cassatieadvocatuur is juridische topsport en kan om die reden niet incidenteel even ‘erbij’ worden gedaan.

Nadere informatie:

U kunt contact opnemen met mr. H.J.W. Alt (alt@altkamboer.com) of één van de andere leden van de cassatiesectie voor nadere informatie of in verband met een cassatieadvies. Wacht U, gelet op de mogelijkheid van een second opinion, daarmee niet tot de cassatietermijn bijna verstreken is.

Trackrecord van de cassatiesectie van Alt Kam Boer advocaten

Alt Kam Boer is een kantoor met een zeer ruime ervaring op het gebied van civiele cassatieprocedures bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Wij kunnen dat ook laten zien. Sinds 1999 worden uitspraken van de Hoge Raad gepubliceerd op de website rechtspraak.nl. In dat kader volgen hieronder enige voorbeelden van door ons kantoor behandelde zaken die op rechtspraak.nl te vinden zijn. Klik op het LJN- of ECLI-nummer om de bewuste uitspraak te bekijken. Hieruit blijkt dat de cassatiesectie van Alt Kam Boer alle voorkomende civiele cassatie behandelt (met uitzondering van onteigeningszaken). Zie deze uitspraken gerangschikt op rechtsgebied op ons trackrecord.

Hierna volgen enige uitspraken in chronologische volgorde waar ons kantoor als (cassatie)advocaat bij betrokken was :

      • ECLI:NL:HR:2019:1278: HR 19 juli 2019; Prejudiciële vraag (art. 392 Rv). Aardbevingsschade in Groningen. Gronden voor aansprakelijkheid. Verband tussen aansprakelijkheidsgrond en omvang schadevergoedingsverplichting (art. 6:177 BW; art. 6:162 BW; art. 6:98 BW). 
      • ECLI:NL:HR:2019: 124: HR 19 juli 2019: onjuiste vraag Examen Frans VWO;
      • ECLI:NL:HR:2019: 1086: HR 5 juli 2019, Personen- en familierecht. Kinderalimentatie. Hoogte alimentatie in relatie tot draagkracht alimentatieplichtige. Art. 1:397 BW. Invloed van schulden op draagkracht.
      • ECLI:NL:HR:2919:1085, HR 5 juli 2019, IPR. Kinderontvoering. Bevoegdheid Nederlandse rechter om kennis te nemen van verzoek tot gedwongen afgifte en teruggeleiding van een kind in niet door verdragen bestreken geval (art. 3, onder a en c, Rv). Reikwijdte van uitsluiting van cassatieberoep (art. 13 lid 8 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering)
      • ECLI:NL:HR2019:650, HR 19 april 2019, (HP/Digital Revolution) Intellectuele eigendom. Octrooirecht. Europees octrooi op cartridge en werkwijze. Octrooi geldig? Nieuwheidsschadelijkheid eerder octrooi van dezelfde octrooihouder. Beoordelingsmaatstaf bij een voortbrengselconclusie van het type ‘means plus function’. Betekenis van ‘adapted for’. Hulpverzoeken; toetsing aan het duidelijkheidsvereiste van art. 84 EOV hoewel dat geen nietigheidsgrond is? Indirecte inbreuk op werkwijzeconclusie: impliciete licentie?
      • ECLI:NL:HR:2019:647: HR 19 april 2019, Arbeidsrecht. Reorganisatie. Regeling van ontslagvergoeding in sociaal plan; ongerechtvaardigde leeftijdsdiscriminatie? Vereisten van legitiem doel van de regeling en noodzakelijkheid van het middel. Doelmatigheid en proportionaliteit. Art. 3 onder c en art. 7 lid 1, onder c, Wgbl. Richtlijn 2000/78/EG. HvJEU 12 oktober 2010, C-45/09, ECLI:EU:C:2010:601 (Rosenbladt). HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3367  (KLM).
      • ECLI:NL:HR:2019:505, HR 5 april 2019, Appelprocesrecht. Aan grieven te stellen eisen; uitleg grieven. Is grief tegen passeren bewijsaanbod tevens grief tegen verwerping van de stelling ter onderbouwing waarvan het te bewijzen aangeboden feit diende?

      • ECLI:NL:HR:2019:504, HR 5 april 2019, Huwelijksvermogensrecht. Schenking onder uitsluitingsclausule (art. 1:94 lid 2, onder a (oud) BW) aan vrouw. Bedrag gestort op gemeenschappelijke bankrekening van man en vrouw en daarna uitgegeven aan diverse bestedingen waaronder huishouding en consumptieve uitgaven. Heeft vrouw recht op vergoeding jegens de gemeenschap? Bewijslastverdeling.

      • ECLI:NL:HR:2019:397, HR 22 maart 2019, (OR Gemeente Maastricht/Gemeente Maastricht) Medezeggenschapsrecht. Ondernemingsraad bij de overheid; primaat van de politiek (art. 46d WOR). Verhouding tussen art. 46d WOR en art. 32 WOR. Kan de ondernemer op de voet van art. 32 WOR het advies- en het beroepsrecht van de OR uitbreiden tot politieke besluiten? Informeel adviesrecht.

      • ECLI:NL:HR:2019:236, HR 15 februari 2019, Ondernemingsrecht; bestuurdersaansprakelijkheid. Vennootschap kan huurgarantie niet nakomen. Zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk omdat zij hebben bewerkt of toegelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758).  Onbekendheid bestuurders met rechtsregel van HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244; verschil met periode na het arrest van 2013.
      • ECLI:NL:HR:2019:203. HR 8 februari 2019, (X/WoonDroomzorg). Arbeidsrecht. Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding (art. 7:669 lid 3, onder g, BW). Recht op transitievergoeding (art. 7:673 BW). Uitzondering indien einde arbeidsovereenkomst gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:673 lid 7, onder c, BW). Maatstaf voor ‘ernstig verwijtbaar’; welke omstandigheden kunnen daarvoor van belang zijn?

      • ECLI:NL:HR:2019:137, HR 1 februari 2019, Appelprocesrecht. Verdeling nalatenschap; vordering tot betaling achterstallige huur. Uitleg van grieven door hof. Beroep gedaan op beperkende werking redelijkheid en billijkheid? Ligt in eiswijziging in hoger beroep tevens een grief besloten?

      • ECLI:NL:HR:2018:2043, HR 2 november 2018 (Telstar c.s./curatoten):  Cassatieprocesrecht. Verbintenissenrecht. Aan Borgersbrief te stellen eisen (art. 44 lid 3 Rv). Totstandkoming en uitleg overeenkomst; Haviltexmaatstaf (art. 3:33 en art. 3:35 BW); motivering.
      • ECLI:NL:HR:2018:2299, HR 14 december 2018, Contractenrecht. Huur/Pacht varkensstal. Vraag of verhuurder/verpachter aansprakelijk is voor brand waardoor het bedrijf in de stal verloren is gegaan, art. 7:208 BW of 7:341 BW. Oorzaak brand, deskundigenbericht, maatstaf en motivering bewijswaardering.

      • ECLI:NL:HR:2018:1097, HR 6 juli 2018 (Exact Dynamics/Siza); Procesrecht. Nieuw verweer in memorie van antwoord; had wederpartij daarop moeten reageren in haar memorie van antwoord in incidenteel beroep? Zelfstandige positie incidenteel beroep. Uitzonderingen op tweeconclusieregel; ondubbelzinnige toestemming.
      • ECLI:NL:HR:2018:976 , HR 22 juni 2018, (FNV/Pontmeyer), Procesrecht. Arbeidsrecht. Comparitie in hoger beroep ten overstaan van raadsheer-commissaris in meervoudig te beslissen zaak (HR 22 december2017,) Wanneer vloeit uit gedragslijn van werkgever jegens werknemer een arbeidsvoorwaarde voort? Maatstaf en gezichtspunten.
      • ECLI:NL:HR:2018:971, HR 22 juni 2018, Procesrecht. Comparitie in hoger beroep ten overstaan van raadsheer-commissaris in meervoudig te beslissen zaak (HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259, en ECLI:NL:HR:2017:3264).

      • ECLI:NL:HR:2018:979, HR 22 juni 2018: Personen- en familierecht, procesrecht. Beschermingsbewind.
      • ECLI:NL:HR:2018:875,HR 8 juni 2018, Contractenrecht. Uitleg overeenkomst, overdracht huur, of koop concept van onderneming tot exploitatie bed & breakfast? 

      • ECLI:NL:HR:2018:819, HR 1 juni 2018, Overeenkomstenrecht. Personenvennootschap. Opzegging van een vof. Hield mondelinge uitlating van vennoot de opzegging van de vof in? Uitlegmaatstaf. Belang van de omstandigheden van het geval. Betekenis van een contractueel vormvereiste voor opzegging van de vof.

      • ECLI:NL:HR:2018:772, HR 25 mei 2018, Onrechtmatige daad. Schade aan elektriciteitskabel bij graafwerkzaamheden (slaan damwand). Graafmelding (KLIC-melding), informatie over ligging kabels. 

      • ECLI:NL:HR:2018:720, HR 18 mei 2018, Aanbestedingsrecht. Vraag of aanbestedingsrechtelijke beginselen zijn geschonden bij onderhands gesloten concessieovereenkomsten voor grondgebied Eindhoven. ‘Duidelijk grensoverschrijdend belang’ (art. 1.7, onder c, Aanbestedingswet 2012); daaraan te stellen eisen; aansluiting bij rechtspraak HvJEU. Betekenis HvJEU 6 oktober 2016, zaak C-318/15, ECLI:EU:C:2016:747 (Tecnoedi) voor stelplicht. Relevantie van omstandigheid dat belangstellende onderneming onderdeel is van internationaal concern.

      • ECLI:NL:HR:2018:722, HR 18 mei 2018, Aanbestedingsrecht. Vraag of concessieovereenkomsten in regio Rotterdam openbaar moeten worden aanbesteed. ‘Duidelijk grensoverschrijdend belang’ (art. 1.7, onder c, Aanbestedingswet 2012); daaraan te stellen eisen; aansluiting bij rechtspraak HvJEU. Mee te wegen omstandigheden; betekenis van hoge geraamde omzet. Betekenis drempelbedrag Richtlijn 2014/23/EU bij aanbesteding waarop deze richtlijn nog niet van toepassing was.

      • ECLI:NL:HR:2018:651, HR 20 april 2018, Prejudiciële vragen (art. 392 Rv). Arbeidsrecht, Wwz. Transitievergoeding (art. 7:673 BW). Uitsluiting van werknemers die AOW-leeftijd hebben bereikt van recht op transitievergoeding (art. 7:673 lid 7, onder b, BW). Strijd met Richtlijn 2000/78/EG?

      • ECLI:NL:HR:2018:535, HR 6 april 2018, Vermogensrecht; gemeenschap. Mogelijkheid voor deelgenoot om ten behoeve van de gemeenschap een vordering of verzoekschrift in te dienen jegens een andere deelgenoot, dan wel jegens derden (art. 3:170 lid 2 en art. 3:171 BW).

      • ECLI:NL:HR:2018:484, HR 30 maart 2018, (Dräger) Transitievergoeding bij ontslag op staande voet.
      • ECLI:NL:HR:2018:148, HR 2 februari 2018, Contractenrecht. Kettingbeding. Maatstaf voor uitleg van beding in akte van levering; rechtsopvolging. Dwingende bewijskracht, tegenbewijs, HR 22 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8933, NJ 2011/111 (Kamsteeg/Lisser).
      • ECLI:NL:HR:2018:108, HR 26 januari 2018, Verjaring schadevordering van werknemer op werkgever. 
      • ECLI:NL:HR:2018:31, HR 12 januari 2018, IPR. Familierecht. I
      • ECLI:NL:HR:2018:10, HR 5 januari 2018, Merkenrecht. Merkinbreuk door hervulling van een aan de merkhouder in eigendom toebehorende gastank waarop zijn merk is aangebracht.
      • ECLI:NLHR:2017:2620: HR 13 oktober 2017, Personen- en familierecht. Procesrecht. Ondercuratelestelling; vervanging curator. Toereikende procesvolmacht advocaat? Schending hoor en wederhoor. ‘Samenhang’ in zin art. 223 Rv. Belang bij cassatieklachten. Verwijzing naar HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2562.
      • ECLI:NLHR:2017:2560: HR 6 oktober 2017: Huurrecht. Caribische zaak. Art. 7:226 BW Sint Maarten (‘koop breekt geen huur’). Overdracht van gedeelte van verhuurd perceel. Gaan rechten uit huurovereenkomst over op verkrijger van dat gedeelte? Gevolgen voor betaling huurprijs. Overgangsrecht. Concordantiebeginsel.
      • ECLI:NL:HR:2015:2452, HR 22 september 2017, Beroepsaansprakelijkheid accountant. Waarschuwingsplicht. Belang oordeel tuchtrechter voor oordeel over aansprakelijkheid, motivering. Causaal verband tussen ontbreken waarschuwing en schade, motivering.
      • ECLI:NL:HR:2017:1350, HR 14 juli 2017, Personen- en familierecht; alimentatie. Wijziging van bij echtscheidingsconvenant overeengekomen partneralimentatie. Uitleg van het verzoek van de man in hoger beroep.
      • ECLI:NL:HR:2017:1203: Hoge Raad 30 juni 2017, WSNP. Kan de termijn van de schuldsaneringsregeling worden verlengd, ook als de schuldenaar heeft voldaan aan zijn (door de rechter-commissaris verlichte) inspanningsverplichtingen? Art 349a Fw; belangen van schuldeisers.
      • ECLI:NL:HR:2017:1142, Hoge Raad 23 juni 2017, Opdracht, aanneming van werk. Geschil over redelijke prijs voor uitgevoerde werkzaamheden; art. 7:752 BW. Miskenning van gewekte verwachtingen? Strijd met goede procesorde? Waardering deskundigenbericht.
      • ECLI:NL:HR:2017:1035, Hoge Raad, 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1035, Hoge Raad, Personen- en familierecht. Na echtscheiding heeft het hof de hoofdverblijfplaats van het kind bepaald bij de adoptief-moeder. Klachten biologische moeder. Passeren essentiële stelling..
      • ECHI:NL:HR:2017:981: Hoge Raad 2 juni 2017,:Huwelijksgoederenrecht. Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap. Motiveringsklacht.
      • ECLI:NL:HR:2017:934, Hoge Raad 19 mei 2017,Personen- en familierecht. Alimentatie. Vaststelling draagkracht. In redelijkheid te verwerven inkomsten directeur-grootaandeelhouder. Naast salaris kan ook vennootschapswinst een rol spelen; HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1335, NJ 2014/297.
      • ECLI:NL:HR:2017:571, Hoge Raad 31 maart 2017 Arbeidsrecht. Mogelijkheid van voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst. Herstel van een onjuistheid in de Mediantbeschikking (HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2998). Overweging ten overvloede over de vraag of ook de appel- of verwijzingsrechter bevoegd is de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit te spreken.
      • ECLI:NL:HR:2017:693, Hoge Raad, 14 april 2017, Pensioenverevening, art. 2 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Pensioen in eigen beheer. Verplichting tot afstorting; HR 9 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2658, NJ 2007/306. Onvoldoende kapitaal. Verdeling tekort naar evenredigheid.
      • ECLI:NL:HR:2017:567, Hoge Raad 31 maart 2017, Contractenrecht. Verkoop van huis onder financieringsvoorbehoud. Verkoper accepteert beroep van koper op dit voorbehoud. Heeft verkoopmakelaar recht op courtage voor zijn bemiddeling? Hoge Raad doet zelf de zaak af
      • ECLI:NL:HR:2017:564, Hoge Raad 31 maart 2017, Arbeidsrecht. Uitleg cao voor de Groothandel in Levensmiddelen. Functiewaardering en beloning; betekenis indeling in functiegroep en salarisniveau voor recht op structurele salarisverhoging.
      • ECLI:NL:HR:2017:487, Hoge Raad 24 maart 2017, Personen- en familierecht. Vervangende toestemming om met kind naar buitenland te verhuizen.Art. 1:253a BW. Verwijzing naar HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, NJ 2008/414.
      • ECLI:NL:HR:2017:404, Hoge Raad 10 maart 2017, Arbeidsrecht, beroepsaansprakelijkheid (cassatie)advocaat, Cassatieprocesrecht. Beroepsaansprakelijkheid advocaat voor ondeugdelijk cassatiemiddel? Moest in cassatiemiddel worden verwezen naar passage in bij grieven overgelegde productie, waarnaar bij grieven niet was verwezen?
      • ECLI:NL:HR:2017:411.,Hoge Raad 10 maart 2017, Procesrecht. Vordering met betrekking tot processueel ondeelbare rechtsverhouding (boedelbeschrijving en verdeling nalatenschap). Te dagvaarden partijen; HR 8 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0405, NJ 1992/34. Gelegenheid tot herstel op de voet van art. 118 Rv; HR 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840, NJ 2013/290, en HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:183. Nieuwe regels voor dagvaardingsprocedure; uitzondering op art. 136 Rv en op regel dat een rechtsmiddel uitsluitend kan worden ingesteld tegen wederpartij. Omvang gezag van gewijsde. Hoge Raad komt terug van regel aanvaard in HR 21 november 1952, ECLI:NL:HR:1952:AG1994, NJ 1953/468, HR 27 juni 1975, ECLI:NL:HR:1975:AC5606, NJ 1976/62, en HR 3 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9618, NJ 2002/393.
      • ECLI:NL:HR:2017:360Hoge Raad 3 maart 2017, Familierecht, Personen- en familierecht. Kinderalimentatie. Draagkracht ouder die kindgebonden budget ontvangt; betekenis prejudiciële beslissing HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011, NJ 2015/465. Onjuiste rechtsopvatting hof.
      • ECLI:NL:HR:2017:305, Hoge Raad 24 februari 2017, Contractenrecht. Koop motorblok voor races met tijdelijke bruikleen vervangend motorblok. Schuldeisersverzuim? Motivering oordeel dat verklaring ter comparitie onvoldoende is weersproken. Grenzen rechtsstrijd.
      • ECLI:NL:HR:2017:274, Hoge Raad 17 februari 2017, Verzekeringsrecht. Aansprakelijkheid verzekeringstussenpersoon voor onjuiste opgave (eigen bewoning i.p.v. verhuur) bij aangaan brandverzekering. Schade, causaal verband. Bestemmingswijziging, hennepkwekerij, ontbreken bekendheid bij verzekerde; verhouding art. 293 (oud) WvK en contractuele regeling mededelingsplicht risicowijziging in polisvoorwaarden.
      • ECLI:NL:HR:2017:208, Hoge Raad 10 februari 2017, Onrechtmatige daad. Schadeberekening in geval van ‘total loss’-verklaarde auto. Kan hiervoor afschrijvingsmethode worden gehanteerd? Waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies. Verweer dat met de vergoeding niet de schade wordt vergoed.
      • ECLI:NL:HR:2017:140, Hoge Raad 3 februari 2017, Ontbinding huurkoop- en huurovereenkomst met betrekking tot restaurant. Waardevergoeding in plaats van ongedaanmaking (art. 6:272 BW). Verboden aanvulling van de feiten (art. 24 Rv). Bevrijdend verweer. Passeren van bewijsaanbod. Miskenning van onderbouwd verweer.
      • ECLI:NL:HR:2017:161, Hoge Raad 3 februari 2017, Huwelijksgoederenrecht. Afwikkeling van niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding ten aanzien van de aan een van de echtgenoten toebehorende echtelijke woning. Verzuim om toepassing te geven aan het bewijsvermoeden van art. 1:141 lid 3 BW
      • ECLI:NL:HR:2017:163, Hoge Raad 3 februari 2017, Kinderalimentatie. Verdeling draagkracht onderhoudsplichtige over kinderen uit twee relaties. Onderhoudsplicht nieuwe partner. Lagere behoefte van kinderen in ander land. 
      • ECLI:NL:HR:2017:110, Hoge Raad 27 januari 2017, WSNP. Tussentijdse beëindiging (art. 350 Fw) zonder schone lei. Zijn de tekortkomingen aan de schuldenaar toerekenbaar (art. 354 Fw)? Nalatigheid bewindvoerder om aanvragen van beschermingsbewind “nauwgezet te monitoren”; gevolgen voor het verloop van de schuldsanering.
      • ECLI:NL:HR:2016:2987, Hoge Raad 23 december 2016, Medische aansprakelijkheid. Netvliesloslating bij te vroeg geboren kind. Mislukte controle. Vraag wanneer nieuwe controlepoging had moeten plaatsvinden, essentiële stellingen. Vraag wat er bij tijdige controle gebeurd zou zijn. Condicio sine qua non-verband. Kansschade.
      • ECLI:NL:HR:2016:2884, Hoge Raad 16 december 2016:  15/04494 contractenrecht. Koopovereenkomst woning met agrarische bestemming. Uitleg gedingstukken; beroep op dwaling (art. 6:228 BW)? Verhouding mededelingsplicht en onderzoeksplicht; eigen schuld, art. 6:101 lid 1 BW.
      • ECLI:NL:HR2016:2886: Hoge Raad 16 december 2016 Arbeidsrecht; loonvordering na ontslag op staande voet in kort geding.
      • ECLI:NL:HR:2016:2757: Hoge Raad 2 december 2016, Arbeidsrecht. Is sprake van arbeidsovereenkomst(en)? Volgens ‘werkgever’ geëindigde uitzendovereenkomst. Strekking van art. 7:690 BW (HR 4 november 2016; ECLI:NL:HR:2016:2356). Is sprake geweest van opvolgend werkgeverschap (art. 7:667 lid 5 en art. 7:668a lid 2 (oud) BW)?
      • ECLI:NL:HR:2016:2287, Hoge Raad 7 oktober 2016, (contractenrecht, verborgen gebreken, bodemsanering). Contractenrecht. Koopovereenkomst oude boerderij. Garantie dat boerderij de eigenschappen bezit die nodig zijn voor bewoning met gezin; betekenis daarvan in het licht van zichtbare bouwkundige gebreken en achterstallig onderhoud. Bodemverontreiniging waarvoor geen saneringsverplichting bestaat. Wanprestatie (art. 7:17 BW)? Uitleg van memorie van grieven. Mededelingsplicht verkoper, onderzoeksplicht koper.
      • ECLI:NL:HR:2016:2234, Hoge Raad 30 september 2016 (Familierecht, alimentatie jong meerderjarige).
      • ECLI:NL:HR:2016:2047Hoge Raad 9 september 2016, (Erfrecht, bewijsrecht); Bij de beoordeling van de onderdelen wordt vooropgesteld dat het in dit geval gaat om de vraag of de toentertijd 77-jarige erflater, die iets meer dan twee maanden voor zijn overlijden zijn testament heeft gewijzigd in die zin dat hij een derde – met wie hij geen affectieve relatie had – bevoordeelde ten nadele van zijn dochters, in staat was zijn wil in vrijheid te vormen. De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de erflater daartoe niet in staat is, rusten op degene die deze stelling aanvoert. In de regel voldoet de desbetreffende partij aan haar stelplicht door een voldoende onderbouwde medische verklaring in het geding te brengen die deze stelling ondersteunt.
      • ECLI:NL:HR:2016:1510, Hoge Raad 8 juli 2016, (Familierecht, procesrecht). Hof merkt een vóór het bekend worden van een rapport een brief van appellant aan als reactie daarop en stelt de overige belanghebbenden nog wel in de gelegenheid om op dat rapport te reageren, maar weigert reacties op dat rapport van appellant. Dat levert schending van artikel 19 Rv en schending van hoor- en wederhoor op).
      • ECLI:NL:HR:2016:1134, Hoge Raad 10 juni 2016, (Pensioenrecht. Werkgever zegt uitvoeringsovereenkomst met ondernemingspensioenfonds op. Geschil over betalingsverplichtingen werkgever jegens pensioenfonds. Art. 23 en 25 lid 1, aanhef en onder h, Pensioenwet. Uitleg uitvoeringsovereenkomst; Haviltexmaatstaf. Opzegging duurovereenkomst )
      • ECLI:NL:HR:2016:1138,  Hoge Raad 10 juni 2016 (Bijstandsverhaal, terecht beroep op berusting)
      • ECLI:NL:HR:2016:1139, Hoge Raad 10 juni 2016. (Procesrecht, vernietiging buiten de grieven om)
      • ECLI:NL:HR:2016:1112, Hoge Raad 3 juni 2016 (Overheidsaansprakelijkheid, verjaring)
      • ECLI:NL:HR:2016:920, Hoge Raad 20 mei 2016 (Appelprocesrecht, ten onrechte akte niet-dienen verleend)
      • ECLI:NL:HR:2016:851, Hoge Raad 13 mei 2016 (Erkenning vaderschap art. 1:204 lid 3 BW)
      • ECLI:NL:HR:2016:724, Hoge Raad 22 april 2016 (Alimentatierecht; artikel 1:160 BW, einde partneralimentatie wegens samenwoning?)
      • ECLI:NL:HR:2016:663Hoge Raad 15 april 2016 (Aansprakelijkheid bestuurder; verjaring)
      • ECLI:NL:HR:2016:668, Hoge Raad 15 april 2016 (Contractenrecht; deformalisering herstel van onjuiste tenaamstelling vóór de eerst dienende datum geldig).
      • ECLI:NL:HR:2016:365, Hoge Raad 4 maart 2016 (Alimentatierecht; behoedzaamheid bij wijziging met terugwerkende kracht)
      • ECLI:NL:HR:2016:295, Hoge Raad 19 februari 2016 (Familierecht; zware maatstaf bij omgangs-OTS)
      • ECLI:NL:HR:2016:288, Hoge Raad 19 februari 2016, (aansprakelijkheid notaris, verzwaarde stelplicht notaris; incompleet dossier komt voor risico notaris)
  •  
  • Wij behandelen geen strafzaken en in beginsel ook geen fiscale zaken bij de Hoge Raad; een uitzondering wordt in een enkel geval gemaakt voor civiele procedures tegen de Ontvanger, in welk geval wij nauw samenwerken met Geradts & Vetter advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Zie ook onze blog pagina

Bezoekadres: Statenlaan 28, 2582 GM ’s-Gravenhage.  Postadres: Postbus 82228, 2508 EE ’s-Gravenhage;  Telefoon: +31(0)70 – 358 94 79 en +31(0)70 – 568 00 02;  Fax: +31(0)70 – 358 51 97. Klik hier voor Google maps en een routebeschrijving.