Wanneer kunnen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad worden gesteld en heeft u daarvoor een cassatieadvocaat nodig?
Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn tegenwoordig niet meer weg te denken uit of civiele rechtsstelsel. Het is dan ook van belang om te weten wanneer die kunnen worden gesteld en wat er dan moet worden gedaan.
Tot de uitspraak van 19 juli 2019 waren mr. dr. Jan Wouter Alt als cassatieadvocaat samen met zijn toenmalige kantoorgenote mr. dr. Wendela Jacobs betrokken bij de prejudiciële vragen over bestaan en omvang van aansprakelijkheid voor materiële en immateriële schade als gevolg van gaswinning in het Groningerveld (X c.s./NAM, Staat e.a.). De vragen die aan de Hoge Raad zijn voorgelegd vindt u hier. De conclusie van A-G Wattel vindt u hier: Op 19 juli 2019 heeft de Hoge Raad daarin uitspraak gedaan. Deze uitspraak vindt u hier.
Nadere info over de procdure
Sinds 1 juli 2012 kunnen, kantonrechters, rechtbanken en gerechtshoven op grond van de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad prejudiciële vragen stellen aan de civiele kamer van de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag wordt gesteld in een vonnis, arrest of beschikking dat door het gerecht dat de vraag stelt gepubliceerd wordt op rechtspraak.nl en op de site van de Hoge Raad en betreft een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad over de uitleg van een rechtsregel. aan het stellen van prejudiciële vragen kan behoefte bestaan als de Hoge Raad over die vraag niet eerder heeft beslist. Het gaat om vragen die zich voordoen in een concrete zaak die bij een rechtbank of hof in behandeling is.
De mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen is verbonden aan een aantal voorwaarden: (1) zo moet een antwoord op deze vraag nodig zijn voor het nemen van een beslissing in een zaak en (2) dezelfde vraag moet aan de orde zijn in een groot aantal samenhangende zaken bijvoorbeeld een massavordering.
In het Reglement prejudiciële vragen van de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden staat hoe het e.e.a. in zijn werk gaat.
De Hoge Raad publiceert op zijn website ook een lijst van lopende zaken en van afgedane zaken betreffende prejudiciële vragen.
Hoe werkt de procedure?
De griffier van het gerecht dat een prejudiciële vraag heeft gesteld, zendt een afschrift van die beslissing toe aan de griffier van de Hoge Raad. De griffier van de Hoge Raad bevestigt de ontvangst en tekent de ontvangst van een verzoek om beantwoording van een prejudiciële vraag aan in een register dat ter griffie wordt bijgehouden. De griffier doet van de ontvangst mededeling op de website van de Hoge Raad. Vervolgens stelt hij de beslissing in handen van de Eerste meervoudige kamer van de Hoge Raad en van de procureur-generaal.
De Hoge Raad kan de griffier van het gerecht dat een prejudiciële vraag heeft gesteld, in elke stand van het geding om overlegging verzoeken van afschriften van de andere op de procedure betrekking hebbende stukken.
De Hoge Raad kan eveneens aan partijen verzoeken bepaalde, op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen en alle inlichtingen te verstrekken welke hij nodig acht.
Aanstonds niet geschikt of van onvoldoende gewicht
Indien de Hoge Raad, gehoord de procureur-generaal, aanstonds van oordeel is dat de vraag zich niet leent voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, of dat de vraag van onvoldoende gewicht is om beantwoording te rechtvaardigen, beslist de Hoge Raad van beantwoording af te zien. De griffier zendt dan een afschrift van die beslissing aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld, alsmede aan partijen.
Inschakeling cassatieadvocaat
In andere gevallen wordt aan partijen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na ontvangst van de beslissing als bedoeld in artikel 3.1 van het reglement, een termijn verleend van zes weken voor het indienen van schriftelijke opmerkingen. Partijen worden hiervan door de griffier bij gewone brief in kennis gesteld. De kennisgeving vermeldt dat schriftelijke opmerkingen dienen te worden ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad (dus door een cassatieadvocaat) en dienen te worden ingediend ter griffie van de Hoge Raad.
Dit betekent dus dat een advocaat in een zaak waarin prejudiciële vragen aan de Hoge Raad worden gesteld en waarvan de cliënt de zaak wenst toe te lichten bij de Hoge Raad, daartoe een advocaat moet benaderen die is toegelaten tot de Hoge Raad. Van ons kantoor is dat bij voorbeeld mr.dr. Jan Wouter Alt,.
In beginsel geen schriftelijke of mondelinge toelichting
Aan partijen wordt geen gelegenheid gegeven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting, tenzij anders wordt bepaald op de voet van artikel 10 van het reglement. De Hoge Raad kan, hetzij aanstonds, hetzij nadat partijen schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, bepalen dat ook anderen dan partijen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijke opmerkingen te maken. Daartoe wordt een termijn verleend van vier weken, tenzij de Hoge Raad anders bepaalt. Deze personen of instellingen worden daartoe door de griffier uitgenodigd bij gewone brief, met afschrift aan partijen.
Publicatie oproep schriftelijke opmerkingen
Indien de Hoge Raad een openbare oproep tot het maken van schriftelijke opmerkingen nodig oordeelt, beveelt hij de publicatie op de website van de Hoge Raad van de prejudiciële vraag en van de termijn waarbinnen opmerkingen kunnen worden ingediend. De Hoge Raad kan publicatie in een andere vorm bevelen..Aan anderen dan partijen wordt geen gelegenheid gegeven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting. Schriftelijke opmerkingen gaan vergezeld van zoveel afschriften als er partijen zijn. Schriftelijke opmerkingen die niet door een advocaat bij de Hoge Raad zijn ondertekend of niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn ingediend, worden ter zijde gelegd. Partijen krijgen gelegenheid zich uit te laten over schriftelijke opmerkingen die door de andere partijen en schriftelijke opmerkingen die op de voet van art. 8 van het reglement door anderen dan partijen zijn ingediend. Daartoe wordt een termijn verleend van twee weken. De griffier zendt onverwijld afschriften van de ingekomen schriftelijke opmerkingen aan partijen en aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld. In de brief waarmee de griffier afschriften van ingekomen schriftelijke opmerkingen aan partijen toezendt, vermeldt hij de datum waarop de termijn van twee weken voor uitlating als bedoeld in lid 3 een aanvang neemt.
Indien het belang van de zaak het vereist wel schriftelijke of mondelinge toelichting
Indien het belang van de zaak dit geraden doet voorkomen, kan de Hoge Raad, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van partijen, de advocaten van partijen gelegenheid geven tot het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting. Indien gelegenheid wordt gegeven tot het geven van een schriftelijke toelichting, stelt de Hoge Raad de datum vast waarop de schriftelijke toelichtingen uiterlijk ter griffie moeten zijn ingediend. De griffier stelt partijen ten minste vier weken van te voren bij gewone brief in kennis van de termijn waarbinnen de schriftelijke toelichting moet worden ingediend.
Schriftelijke of mondelinge toelichting wel door ‘feitelijke’ advocaat
Schriftelijke toelichtingen kunnen ook worden gegeven door een andere advocaat dan de door partijen gestelde advocaat bij de Hoge Raad. In dat geval kan de advocaat in feitelijke instantie dus ook schriftelijk pleiten. Dit is overigens ook in ‘reguliere’ civiele cassatieprocedures aan de orde.Schriftelijke toelichtingen gaan vergezeld van zoveel afschriften als er andere partijen zijn.
Indien gelegenheid wordt gegeven tot het geven van een mondelinge toelichting, bepaalt de Hoge Raad plaats, dag en uur van de zitting. De griffier stelt partijen en anderen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, ten minste vier weken van te voren bij gewone brief in kennis van plaats, dag en uur van de zitting.
Mondelinge toelichtingen kunnen ook worden gegeven door een andere advocaat dan de door partijen gestelde advocaat bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad kan degenen die op de voet van artikel 8 door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen ter zitting aanwezig te zijn teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.
Conclusie van de procureur-generaal
Na het verstrijken van de termijn voor het maken van schriftelijke opmerkingen, dan wel na de mondelinge of schriftelijke toelichting, stelt de Hoge Raad de datum vast waarop de procureur-generaal zijn conclusie zal nemen.
De griffier zendt onverwijld een afschrift van de conclusie aan partijen en aan ieder die op de voet van artikel 8 door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad schriftelijke opmerkingen heeft ingediend en aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld.
Partijen kunnen op de voet van artikel 44 Rv. schriftelijk op de conclusie reageren binnen twee weken nadat een afschrift daarvan aan partijen is verzonden, bij brief gericht aan de voorzitter van de civiele kamer met gelijktijdig afschrift aan de andere partijen die een advocaat bij de Hoge Raad hebben gesteld en aan en aan de procureur-generaal.
Herformuleren prejudiciële vraag
De Hoge Raad kan de prejudiciële vraag herformuleren. Indien de Hoge Raad daartoe het voornemen heeft en de herformulering niet van ondergeschikte betekenis is, doet de Hoge Raad van zijn voornemen blijken in een tussenuitspraak. Partijen worden in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van twee weken schriftelijke opmerkingen te maken. Partijen worden daartoe door de griffier uitgenodigd bij gewone brief, die vergezeld gaat van een afschrift van de uitspraak en waarin de datum vermeld is waarop de termijn van twee weken een aanvang neemt.
De griffier zendt voorts een afschrift van de uitspraak aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld.
Uitspraak
Nadat de procureur-generaal zijn conclusie heeft genomen dan wel nadat op de voet van artikel 14 schriftelijke opmerkingen zijn gemaakt, doet de Hoge Raad zo spoedig mogelijk uitspraak ter openbare terechtzitting.
De griffier zendt onverwijld een afschrift van de uitspraak aan het gerecht dat de prejudiciële vraag heeft gesteld en aan partijen, alsmede aan ieder die op de voet van artikel 8 door tussenkomst van een advocaat bij de Hoge Raad schriftelijke opmerkingen heeft ingediend.
Uiteraard kunnen wij u bij de begeleiding van deze procedure van dienst zijn. Voor nadere informatie kunt ook mailen naar alt@altkamboer.com.
Bezoekadres: Statenlaan 28, 2582 GM ’s-Gravenhage. Postadres: Postbus 82228, 2508 EE ’s-Gravenhage; Telefoon: +31(0)70 – 358 94 79 en +31(0)70 – 568 00 02; Fax: +31(0)70 – 358 51 97. Klik hier voor Google maps en een routebeschrijving.